De Duitse Groenen hebben hun wortels niet slechts in de milieubeweging. De partij komt deels voort uit de radicaal linkse Buiten-Parlementaire Oppositie van de jaren '60 en '70. Je zou verwachten dat nu de partij naar het centrum is opgeschoven en ze haar radicaal linkse vleugel van Ökosozialisten is kwijtgeraakt. Is dit het geval?
Ik heb van alle Groene Parlementariers gecodeerd van welke partij ze lid waren voor ze tot de Bundestag toetraden, op basis van de Duitse wikipedia. Ik heb negen categorieen: zij die alleen lid zijn geweest van de Duitse Groenen (66%), zij die daarvoor lid waren van de centrum-linkse SPD (4%), zij die lid waren geweest van de centrum-rechtse FDP en CDU (1% allebei), de parlementariers die hun wortels hadden in deze buitenparlementaire oppositie (9%), die parlementariers die lid waren van de Oost-Duitse Groenen (2%) of de Oost-Duitse burgerrechten beweging Buendnis '90 (7%) en die parlementariers die lid waren geweest van de rechtse Aktionsgemeinschaft Unabhaengige Deutscher (1%). Van 8% ken ik de achtergrond helaas niet.
Deze groepen hebben dus een verschillende achtergrond:
- De SPD is de grote centrum-linkse partij. Die Gruenen de SPD hebben een bondgenootschap: op het deelstaatniveau werken ze regelmatig samen en ze hebben tweemaal samen in een regering gezeten. Het is dus niet raar dat er wat overlap is qua personeel. 4% van de groene kamerleden was eerder lid van de SPD. Twee groene kamerleden ging na hun kamerlidmaatschap over naar de SPD.
- De CDU is de grote centrum-rechtse partij. De partij heeft een conservatief, Christen-democratisch profiel. Drie groene kamerleden hadden hun wortels in de CDU, deze waren allen lid van de Bundestag voor 1990.
- De FDP is een kleinere centrum-rechtse partij. De partij heeft een klassiek-liberaal profiel. Drie groene kamerleden hadden hun wortels in de FDP.
- Veel groene kamerleden (9%) kwam voort uit de Buiten-Parlementaire Oppositie. In de jaren '60 en '70 schoof de SPD naar het centrum, ze regeerde meer dan 10 jaar met de liberale FDP in een soort paarse coalitie. Omdat er een 5%-kiesdrempel was, was er geen ruimte voor een links oppositiegeluid in de Bundestag. In plaats daarvan organiseerde de oppositie zich buiten-parlementair. In de eerste plaats in de sociaal-democratische studentenbeweging, maar al snel in allerlei radicaal-socialistische groepen: zo waren er allerlei kleine Maoistische partijen, "K-Gruppe", goed te vergelijken met de vroege Socialistiese Partij, een sektarisch partijtje van (oud-)studenten, ingelezen in Maoistische theorie. De meest extreme vorm van radicaal links in deze tijd waren de linkse terroristen van de RAF. Wat al deze groepen deelden was een afwijzing van het liberaal-parlementair-democratische regime in West-Duitsland. Dit zou een masker zijn waar achter het autoritaire nazi-beest dat 30 jaar geleden zijn gezicht had laten zien nog steeds zat. Een deel van de Duitse Groenen heeft haar wortels in de radicale studentenbeweging en de kleine communistische groepen die daarop voortkwamen. Twee Duitse Groene parlementariers, Schily en Strobele hadden als advocaat RAF-terroristen verdedigd.
- De Duitse Groenen hadden twee zusterpartijen in Oost-Duitsland. In de eerste plaats waren er de Oost-Duitse Groenen, een partij die zich verzette tegen het socialisme in de DDR en in het bijzonder de vervuiling uit de grootschalige industrie. Slechts 2% van de Duitse Groene Parlementariers kwam hieruit voort. Een groter deel (7%) kwam voort uit Buendnis '90 een verband van allerlei democratiserings- en mensenrechtengroepen in de DDR. De Groenen vormen zo een bijzondere combinatie: aan de ene kant bestaan ze uit de mensen die streden tegen het autoritaire bewind in de DDR, en streefden naar een liberaal-parlementair-democratisch stelsel, en aan de andere kant uit de Buiten-Parlementaire Oppositie die vonden dat het liberaal-parlamentair-democratisch 'bewind' in West-Duitsland ook autoritair was. De Groenen hebben het bijna altijd slechter gedaan in Oost- dan in West-Duitsland, de enige uitzondering waren de verkiezingen van 1990 waarbij alleen de Oost-Duitse Groenen vertegenwoordiging konden winnen en de West-Duitse Groenen onder de kiesdrempel bleven. Er waren na deze verkiezingen 8 Groene vertegenwoordigers in de Bundestag allen uit Oost-Duitsland
- En dan is er tenslotte de Aktionsgemeinschaft Unabhängiger Deutscher, dit was een onafhankelijke kiesvereniging. Deze werd opgericht door mensen die rechts van de CDU stonden. In de jaren '70 kreeg deze organisatie een klap van de ecologische mallemolen en verloor haar rechtse wortels uit het oog. Toen De Groenen werden opgericht hief deze groep zich op. Een heel klein deel, namelijk 2 van de Duitse Groene parlementariers kwam uit deze groep voort.
In de jaren '90 was er binnen de Duitse Groenen een felle strijd tussen principiele fundi's en pragmatische realo's. Je zou je kunnen voorstellen dat op dat moment een deel van de meer radicale, uit de studentenbeweging voortgekomen, Duitse Groenen de partij verlaten had.
De eerste ontwikkeling over tijd die is hier boven zichtbaar gemaakt: het aantal Groenen dat voor zijn kamerlidmaatschap lid was geweest van een andere partij blijft min-of-meer stabiel langszaam over tijd: in de 10e Bondsdag (1983-1987) is er van 69% van de kamerleden niet bekend dat ze lid waren van een andere partij. In de 16e Bondsdag (2009-nu) is dat 71%. Er zit een sterke dip in deze ontwikkeling: in de 12e Bondsdag waren er slechts 8, en alleen Oost-Duitse, Groene parlementariers, zij waren allen eerder lid geweest van een Oost-Duitse partij.
In de figuur hierboven zoomen we in op de minderheid van Kamerleden die wel een achtergrond had in een andere partij, let wel, voor de vergelijkbaarheid is de 12e Bondsdag eruit gegooid: de grootste groep is consistent de APO (Buiten-Parlementaire Oppositie). Tussen de 15 en 22% van de Kamerleden zijn voormalige buiten-parlementairen. Dit percentage ligt consistent hoger dan het percentage wat hierboven genoemd was: dit komt omdat mensen die uit de buitenparlementaire oppositie komen meer periodes achter elkaar in het parlement hebben gezeten dan hun collega's. De andere groepen blijven allen onder de 10%. De grootste groep daarbinnen zijn de voormalige Buendnis '90 leden: ongeveer 4 tot 9% heeft haar wortels in de Oost-Duitse mensenrechtenbeweging, als je dit combineert met Oost-Duitse Groenen dan is het tussen de 7 en de 13%. Dit percentage ligt nu aanzienlijk lager dan in het hoogtepunt. Er worden heel weinig Duitse Groenen in Oost-Duitsland verkozen. Het zijn de rechts-georienteerde groepen die helemaal van het toneel verdwijnen: sinds de 13e Bondsdag zijn er geen kamerleden meer met een achtergrond in de CDU of de AUD.
Wat opvalt is dat de groep van de Buiten-Parlementaire Oppositie consistent boven de 15% blijft liggen: nog steeds is de grootste minderheid van de parlementariers afkomstig uit de radicale groepen uit de jaren '70. Deze groep is niet alleen groot, maar ook uitermate machtig: van de vier verschillende ministers die tussen 1998 en 2005 voor de Groenen in het kabinet zaten, was er een niet afkomstig uit de APO, Renate Kuenast, de anderen, waaronder partijleider Fischer hadden wel hun wortels hierin.
Grote conclusies kan je niet trekken uit deze beperkte cijfers: het overgrote deel van de Duitse Groenen werd direct lid van deze partij zonder omwegen. Echter onder diegenen die wel een geschiedenis in een andere partij hadden, is een consistent patroon: zij komen met name voort uit de APO en deze groep blijft ongeveer even groot. Het is dus niet zo dat de vertegenwoordigers van De Groenen met een actieverleden geloosd zijn in de strijd tussen realo's en fundi's. Eerder lijkt het zo te zijn dat deze radicalen, door hun lange mars door de instituties, gematigd zijn.
Wat niet in deze cijfers is opgenomen, maar wel vermelding verdien,t is wat er bekend is over Groenen die overgestapt zijn naar een andere partij: twee groene kamerleden stapte over naar de SPD, twee naar de FDP en twee naar het CDU. Er zijn dus geen grote verschillen tussen de gevestigde partijen. Echter, zeven groene kamerleden (3%) stapte na hun kamerlidmaatschap over naar Die Linke, of haar voorganger de PDS, de opvolger van de Oost-Duitse communistische systeempartij SED. Van slechts een van de APO-leden is bekend dat hij over ging naar de PDS, maar dat geldt ook voor een van de leden van Buendnis '90, die zich juist tegen de SED verzette. Het opvallende is echter wel dat hier sprake is van een-richtingsverkeer, geen van de Duitse Groenen kwam voortuit de PDS, SED of Die Linke, maar de partij is er wel een deel van haar parlementariers hieraan kwijt geraakt. Dit toont dat voor een deel van de Groene kamerleden een linksere partij na hun kamerlidmaatschap een aanlokkelijk perspectief was.